web analytics

Autisme, wat is het?

Mijn verhaal (N=1)

Voor mij het is vooral problemen op het sociaal vlak. Mijn interesses zijn niet standaard, ik heb moeite met contact leggen en houden, vooral omdat ik alle niet uitgesproken signalen slecht herken. Er zijn autisten die weinig behoefte hebben aan contact met andere mensen (of het opgegeven hebben), maar in mijn geval is die behoefte erg sterk aanwezig. Doordat het bijna niet lukt die te vervullen val ik om de paar jaar terug in een zwart gat.

Ook heb ik grote moeite met aanraking, dat voelt niet plezierig. Ik moet echt een band hebben met iemand wil het acceptabel zijn. Vreemd genoeg heb ik dan weer geen last van etiketjes in mijn kleding. Gevoelens en emoties zijn mij een raadsel, tenzij het iets heel heftigs is. Maar dan blokkeer ik volledig.

Mocht het nog niet opgevallen zijn op deze site, lijstjes en ordenen ben ik goed in. Net even anders denken, oplossingen zien die anderen niet zien. Focus kunnen houden in een brei van details. Dat zijn sterke punten van mij.

DSM-5 Autisme Spectrum Stoornis

Deze wordt gehanteerd vanaf januari 2013. Er is inmiddels een iets strengere uitvoering van in de DSM-5-TR van 2023.

  1. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit:
    1. tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
    2. tekorten in het voor sociale omgang gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag
    3. tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties
  2. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt uit:
    1. stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
    2. hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines of geritualiseerde gedragspatronen
    3. zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
    4. over- of onderreageren op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
  3. De verschijnselen zijn aanwezig vanaf de vroegste kindertijd (maar worden soms pas later onderkend).
  4. De verschijnselen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke levensgebieden.
  5. De stoornissen kunnen niet beter verklaard worden door een verstandelijke beperking of globale ontwikkelingsachterstand en de sociale communicatie moet minder zijn dan past bij het cognitieve niveau.

Niveaus

Niveau 1

  • vereist steun
  • Zonder steun merkbare beperkingen in sociale communicatie
  • Inflexibel gedrag en problemen met organisatie en planning veroorzaakt significante interferentie.

Niveau 2

  • vereist substantiële steun
  • Beperking blijft zichtbaar, ook al is er ondersteuning
  • Inflexibel gedrag ook merkbaar voor derden en interfereert

Niveau 3

  • vereist zeer substantiële steun
  • Ernstige tekorten in sociale communicatie, leidt tot ernstige beperking in functioneren
  • Extreme moeite met veranderingen, interfereert op alle gebieden

DSM-IV Soorten autisme

Sinds 2013 wordt deze versie niet meer gebruikt voor diagnoses, al zijn er nog steeds mensen die de nieuwe classificatie te onduidelijk vinden en liever een specifieke naam hanteren die ze beter vinden passen bij zichzelf.

Klassiek autisme

A. Een totaal van zes (of meer) items van (1), (2) en (3) met ten minste twee van (1), en van (2) en (3) elk één:

(1) kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende:

(a) duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag, zoals oogcontact, gelaatsuitdrukkingen, lichaamshoudingen en gebaren om de sociale interactie te bepalen

(b) er niet in slagen met leeftijdgenoten tot relaties te komen, die passen bij het ontwikkelingsniveau

(c) tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen (bijvoorbeeld het niet laten zien, brengen of aanwijzingen van voorwerpen die van betekenis zijn)

(d) afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid

(2) kwalitatieve beperkingen in de communicatie zoals blijkt uit ten minste één van de volgende:

(a) achterstand in of volledige afwezigheid van de ontwikkeling van de gesproken taal (niet samengaand met een poging dit te compenseren met alternatieve communicatiemiddelen zoals gebaren of mimiek)

(b) bij individuen met voldoende spraak duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden

(c) stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig woordgebruik

(d) afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel (“doen-alsof spelletjes”) of sociaal imiterend spel (“nadoen” spelletjes) passend bij het ontwikkelingsniveau

(3) beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten zoals blijkt uit ten minste één van de volgende:

(a) sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is ofwel in intensiteit ofwel in richting

(b) duidelijke rigide vastzitten aan specifieke niet-functionele routines of rituelen

(c) stereotiepe en zich herhalende motorische maniërismen (bijvoorbeeld fladderen of draaien met hand of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam)

(d) aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen

B. Achterstand in of abnormaal functioneren op ten minste één van de volgende gebieden met een begin voor het derde jaar:

(1) sociale interacties

(2) taal zoals te gebruiken in sociale communicatie of

(3) symbolisch of fantasiespel

C. De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan de stoornis van Rett of een desintegratiestoornis van de kinderleeftijd.

Syndroom van Asperger

A. Kwalitatieve beperkingen in de sociale interactie, zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende:

(1) duidelijke stoornissen in het gebruik van veelvoudig nonverbaal gedrag zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshoudingen en gebaren om de sociale interactie te bepalen.

(2) er niet in slagen met leeftijdgenoten tot bij het ontwikkelingsniveau passende relaties te komen.

(3) tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen (bijvoorbeeld het niet laten zien, brengen of aanwijzen van voorwerpen die van betekenis zijn)

(4) afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid.

B. Beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten zoals blijkt uit tenminste één van de volgende:

(1) sterke preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in ofwel intensiteit of aandachtspunt

(2) duidelijke rigide vastzitten aan specifieke niet-functionele routines of rituelen

(3) stereotiepe em zich herhalende motorische maniëerismen (bijvoorbeeld fladderen of draaien met de hand of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam)

(4) aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen

C. De stoornis veroorzaakt in significante mate beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.

D. Er is geen significante algemene achterstand in taalontwikkeling (bijvoorbeeld het gebruik van enkele woorden op de leeftijd van twee jaar, communicatieve zinnen op de leeftijd van drie jaar).

E. Er is geen significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van bij de leeftijd passende vaardigheden om zichzelf te helpen, gedragsmatig aan te passen (anders dan binnen sociale interacties) en nieuwsgierigheid over de omgeving.

F. Er is niet voldaan aan de criteria van een andere specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.

PDD-NOS

Pervasieve Ontwikkelingsstoornis – Niet Anderszins Omschreven

Deze categorie moet gebruikt worden als er een ernstige en pervasieve beperking is in de ontwikkeling van de wederkerige sociale interactie samen met tekortkomingen in ofwel de verbale ofwel non-verbale communicatieve vaardigheden, of door de aanwezigheid van stereotiep gedrag, interesses en activiteiten, terwijl niet voldaan wordt aan de criteria voor een specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, schizotypische persoonlijkheidsstoornis of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Zo behoren tot deze categorie ook de “atypische autisme” beelden die niet voldoen aan de criteria van de autistische stoornis vanwege een begin op latere leeftijd, atypische symptomatologie of te weinig symptomen of deze allemaal.

Links